De UNESCO is een aan de Verenigde Naties gelieerde organisatie die zich bezig houdt met het herkennen en beschermen van cultureel erfgoed. Het songfestival is sinds de start in 1956 een evenement geweest waar landen voorbeelden van hun eigen culturele erfgoed kunnen laten zien. Met 65 jaar Eurovisie Songfestivalgeschiedenis en de plaats die het festival is gaan innemen zou de stelling verdedigd kunnen worden dat het Eurovisie Songfestival als evenement zelf erkenning verdient als waardevol immaterieel erfgoed. Een eerdere versie van dit artikel is gepubliceerd in het Eurovision Artists magazine.
Geschiedenis van het festival
Het Eurovisie Songfestival is sinds de eerste editie in 1956 een platform voor de publieke omroepen in en rond Europa om muziek te laten horen die als positieve cultuurdrager mensen verbindt met elkaar en daardoor bijdraagt aan tolerantie en respect voor verschillende volkeren.
In 1950 is de European Broadcast Union (EBU), verantwoordelijk voor de organisatie van het festival, opgericht met als doel de samenwerking tussen de publieke omroepen in en rond Europa te bevorderen. Omroepen die lid van de EBU willen worden moesten gevestigd zijn in een land dat ligt binnen het Europese omroepgebied zoals gedefinieerd door de Internationale
Telecommunicatie Unie, welke een onderdeel is van de Verenigde Naties en de landen moesten daar ook lid van zijn. Later is het EBU lidmaatschap ook opengesteld voor omroepen uit landen die buiten dit gebied liggen, maar wel lid zijn van de Raad van Europa, een orgaan met als belangrijk doel het bevorderen van democratie en eenheid tussen de lidstaten, met name door het sluiten van onderlinge verdragen, waarvan het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) de belangrijkste is.
De laatste jaren bevat het reglement ook de mogelijkheid om omroepen uit landen die geen lid zijn van de EBU uit te nodigen, een uitnodiging die tot nu toe alleen aan de Australische omroep SBS is gedaan.
In januari 1955 werd het idee voor het songfestival gelanceerd door een commissie van de EBU, onder leiding van de Zwitser Marcel Bezençon. Doel van de commissie was na te denken over nieuwe ideeën voor internationale
televisie-uitzendingen. Deze zouden bij moeten dragen aan de ontwikkeling van het toen nog jonge medium televisie, het testen van technieken rond rechtstreekse uitzendingen en aan
internationale samenwerking daarbij.
De eerste rechtstreekse uitzendingen via het Eurovisie netwerk waren de kroning van koningin Elizabeth in 1953 en het wereldkampioenschap voetbal in 1954 en een nieuw tijdperk startte voor het verslaan van grote gebeurtenissen en evenementen. Door niet op dergelijke events te wachten, maar één keer per jaar een grote show te organiseren zouden nieuwe technieken kunnen worden ontwikkeld en kennis op peil gehouden worden. Door, geïnspireerd door het Italiaanse festival van Sanremo, te kiezen voor een songfestival, werden de uitzendingen niet alleen een vorm van technische samenwerking op televisiegebied, maar ook een onderlinge uitwisseling van cultuur en een stimulans voor musici, componisten en tekstschrijvers om middels een internationale competitie het beste van zichzelf te laten zien.
Tijdgeest na WOII
Volgens Eurovision deskundige dr. Irving Wolther zijn de ingezonden nummers vaak in lijn geweest met de tijdgeest. In de vijftiger jaren was het veelal populaire muziek gebaseerd op romantische easy listening nummers uit de jaren dertig en veertig uit Amerika. Slechts een klein deel bestond uit het modernere rock-‘n-roll, zoals het Duitse “So geht das jede Nacht” in 1956, maar dit heeft er ook mee te maken dat dit genre slechts gedurende een korte tijd echt populair was.
Dat dit lied uit Duitsland kwam is geen toeval. Het land wilde laten zien dat ze het verleden had achtergelaten en kopieerde veel modernere muziekstijlen uit het nieuwe tijdperk. Ook de Franse chanson werd in Duitsland geïntroduceerd, alhoewel met het Duitse Chanson een ander genre werd gecreëerd dan het chanson uit Frankrijk. De traditionele Duitse schlagers werden teveel geassocieerd met de propaganda uit de oorlogsjaren.
Taal als cultuurdrager
Op het songfestival werden en worden veel inheemse en uitheemse talen en dialecten gezongen, Van Swahili, Creools en Tahitiaans tot Gaelisch, Bretons en Corsicaans. Ook klonk het Oedmoerts, Samogitaans, Voro, Krim-Tartaars en lokale talen of dialecten uit Napels en Wenen.
In de beginjaren was het geen officiële regel, maar wel gebruikelijk dat in de eigen landstaal werd gezongen. In 1965 zong Ingvar Wixell, voor Zweden met het lied “Absent friend “ voor het eerst in het Engels in plaats van de eigen landstaal Zweeds. Daarna is de regel ingevoerd dat ieder deelnemend land in de eigen taal moest zingen. In de periode 1973 tot en met 1976 was de taalkeuze vrij, daarna werd de taalregel weer ingevoerd. Sinds 1999 is de keuze weer vrij.
Taal is een grote drager van de cultuur, maar dans, muziek en podiumkunsten zijn ook een uiting van nationale culturele tradities en de EBU wilde niet langer voorschrijven in welke taal een land zich zou moeten presenteren. Er zijn ook geen restricties door de EBU gesteld aan de nationaliteit van de artiesten. We hadden anders geen winnares als Celine Dion gehad en de onverbeterlijke Turkse zanger Serhat had in 2016 en 2019 geen deelnemer kunnen zijn voor San Marino.
Het Oedmoerts kreeg bekendheid door het songfestival van 2012. Rusland zond de Buranovskiye Babushki naar het evenement, de zes oma’s in traditionele klederdracht die deels in het Russisch, deels in het Oedmoerts en een klein beetje in het Engels zongen en met “Party for everybody” een tweede plaats in de finale bereikten. En hoewel het Oedmoerts op het songfestival de ruimte kreeg, wordt het inmiddels als een bedreigde taal gezien in Rusland, mede als gevolg van een wetsvoorstel uit 2019 op grond waarvan verplicht onderwijs in minderheidstalen is afgeschaft.
De vraag in welke taal gezongen moest worden leidde ook tot conflicten. In 1968 wilde de Catalaanse zanger Joan Manuel Serrat zijn lied “La, la, la”, dat door Spanje gekozen voor het Eurovisie Songfestival van dat jaar in de eigen Catalaanse taal te zingen en zo laten zien dat er in Spanje meerdere talen worden gesproken. Het regime van Franco wilde juist het Spaans als eenheidstaal voor alle Spaanse regio’s bevorderen. De Spaanse omroep koos uiteindelijk voor een andere uitvoerder, zangeres Massiel, die de Spaanstalige versie voor haar rekening zou nemen en daarmee het festival won. Spanje heeft ook nadien nooit voor het Catalaans gkozen, wel zijn er Catalaanstalige inzendingen vanuit het Catalaanstalige Andorra, dat debuteerde in 2004, dus na het loslaten van de taalregel, maar wel steeds heeft gekozen voor inzendingen die deels of in zijn geheel in de eigen taal zijn gezongen.
Flamenco, Fado & Joik
Liedjes die voor het songfestival worden gekozen worden geacht het inzendende land te vertegenwoordigen en de publieke omroepen die voor de keuze verantwoordelijk zijn kiezen er soms bewust voor iets te laten zien van de eigen traditionele nationale muziekcultuur. De UNESCO houdt een lijst bij met erkend waardevol immaterieel cultureel erfgoed van de mensheid. Een aantal landen is trots op de al dan niet erkende status van hun muziektraditie en heeft hun erfgoed een plek gegeven op het songfestivalpodium. Een keuze voor traditionele muziek levert soms festivalsucces op, maar is daar bepaald geen garantie voor.
Nederland heeft in 2010 een typisch Nederlandse culturele bijdrage ingezonden door Sieneke met het door Pierre Kartner geschreven lied “Ik ben verliefd (sha-la-lie)” naar Oslo te sturen met een draaiorgel als Nederlandse culturele uiting. Deze muziek past goed bij Sieneke’s op Nederland georiënteerde artiestenprofiel. Draaiorgelmuziek is sinds 2019 door de UNESCO erkend als immaterieel nationaal erfgoed. Maar voor een goed resultaat op het festival had de TROS beter een andere versie van het nummer kunnen insturen dat internationaal gezien beter in het gehoor ligt.
Flamenco is een genre dat sinds 2010 is erkend is als immaterieel erfgoed van Spanje. Deze stijl was al in 1983 op het songfestival te zien en te horen in de bijdrage van Remedios Amaya. De muziekvorm heeft diverse culturele invloeden van het Arabisch, Sefardisch, Andalusisch en er zijn varianten die gebaseerd zijn op muziek van de Spaanse Roma. De flamencomuziek kenmerkt zich door uitbundige muzikale versieringen en het sterke ritme binnen een twaalftelsysteem. Het lied “¿Quién maneja mi barca?” (“Wie bestuurt mijn boot?”) kreeg 0 punten.
Toen de Klapamuziek, een traditionele vorm van harmonieuze samenzang door een groep mannen, doorgaans acapella gezongen, in 2012 erkend werd als immaterieel erfgoed, heeft Kroatisch omroep HRT het daaropvolgende jaar een lied ingezonden dat op deze traditionele muziek gebaseerd was. Het lied “Mižerja” (“Narigheid”) werd uitgevoerd door de groep Klapa s Mora en bleef steken op een 13e plaats in de halve finale.
De Ethno-Jazz Band Iriao uit Georgië werd in 2018 achttiende en laatste in de halve finale met een lied dat gezongen werd in een Georgische polyfone zangstijl, erkend door de Unesco als immaterieel erfgoed. Het lied “For you” is echter helemaal niet slecht en dit muzikale pareltje bungelde onterecht onder aan de uitslagenlijst. Een belangrijk kenmerk van Georgische polyfone zang is dat er met drie gelijkwaardige stemmen wordt gezongen, die samen een geheel vormen. Meer informatie over de Georgische polyfone zang is te vinden in het artikel “De muziekles”.
Een meer bekende muziekstijl is de Fado. Fado is sinds 2011 als immaterieel erfgoed erkend. Fado is het bezingen van het noodlot, meestal uitgevoerd door een zangeres met een Portugese guitarra. Een fado wordt pas echt als een succes gezien als het publiek tot tranen geroerd is. Fado wordt als muziekstijl steeds ruimer opgevat en een fadista kan inmiddels met allerlei instrumenten aan de slag. Zo kan het winnende lied van Salvador Sobral in 2017, “Amar pelos dois” (“Liefde voor beiden”) worden gekenmerkt als fado. Het inzenden van een op “immaterieel erfgoed” gebaseerd nummer hoeft dus niet een hopeloze zaak te zijn en kan ook leiden tot een positieve uitschieter op je scorelijst.
De joik is nog niet officieel erkend als immaterieel erfgoed, maar zou dat wel kunnen worden. In 2019 zond Noorwegen de groep KEiiNO met het lied “Spirit in the sky” naar het songfestival, waarin de joik klinkt. Het lied kreeg de meeste stemmen in de televoting, maar werd in de totaaltelling slechts zesde door de relatief lage waardering van de jury’s. De Joik is de traditionele muziek van de Sami. Een joik gaat over de essentie van hetgeen dat of degene die bezongen wordt. Een joik wordt niet óver iets of iemand gezongen, maar een joik wordt naar iemand of iets toe gezongen. “Spirit in the sky” is een prachtig lied met een opwekkende boodschap over vrijheid en erkenning en bevat onder meer de tekst “zij noemen ons niemand” en even verderop de tekst “Mijn naam is vrijheid” en de keuze van dit nummer door Noorwegen en het succes hiervan op het songfestival heeft een positieve impact gehad op de culturele erkenning van de Sami in Noorwegen.
Het beste van je land
Sommige landen kiezen voor andere methoden om het beste van het eigen land te laten zien. Zo koos Azerbeidzjan ervoor om liedschrijvers uit diverse andere landen in te huren om een lied te schrijven dat goed in het gehoor zou liggen en de kans op succes te vergroten om vervolgens, na songfestivalwinst, het festival te gebruiken ter promotie van het eigen land. De eerste drie inzendingen van het land leverden een top tien notering op en in 2011 lukte het en won Azerbeidzjan het festival met het lied “Running Scared”, uitgevoerd door Ell en Nikki , waarin niets aan het toeval werd overgelaten. De tekst was inhoudelijk erg zwak, maar eenvoudig , toegankelijk en goed uitgevoerd. En als gastland konden ze aspecten van de eigen cultuur laten zien aan de bezoekende journalisten en in de postcards die tijdens het festival werden uitgezonden.
Het gebruik van het festival als trekpleister voor toeristen en promotie van de eigen culturele tradities gebeurt vaker. Zo kregen geaccrediteerde journalisten in Portugal een goodybag met daarin een telefoonoplader waarop een guitarro was afgebeeld als symbool van de Portugese fadomuziek.
Het is ook nog mogelijk om in de tekst van een lied het eigen land of eigen culturele tradities te promoten. Zo stuurde Servië in 2010 een lied in met een wat speelse tekst waarin Belgrado als meest begeerlijke stad van de Balkan werd neergezet.
Wit-Rusland zond in 2011 een lied naar het festival waarvan de titel “I love Belarus” (“Ik hou van Wit-Rusland”) geen misverstand liet bestaan over de boodschap van de tekst. Moldavië bezong in 2009 in “Hora din Moldova” de Moldavische rondedans en in 1959 jodelde Ferdy Graf namens Oostenrijk dat de ware “Kalypso” uit Wenen komt. En al in het eerste songfestivallied dat op het eerste songfestival ten gehore werd gebracht, werd gezongen over de vogels van Holland, die in eigen land het mooist zingen omdat het daar zo goed toeven is.