Wat je zoekt, zoekt jou, een boek over Rumi

Het nieuwe boek van Kader Abdolah is een roman over Rumi, een Perzische dichter en filosoof. Rumi is geboren in het jaar 1207 in Balch, dat nu in het huidige Afghanistan ligt. Net als Kader Abdolah’s boek over Mohammed en de Koran, de boodschapper, begint dit boek met het levensverhaal van de hoofdpersoon. Kader Abdolah wilde dit boek schrijven, omdat hij net als Rumi moest vluchten voor geweld. Het eerste deel van het boek beschrijft het reis- en vluchtverhaal van Rumi. Een reis die zijn hele leven betreft. Het levensverhaal biedt een nieuw perspectief op het leven en werk van Rumi.

Welke boeken over het Midden Oosten raden jullie me aan om te lezen? En waarom?

Lees verder “Wat je zoekt, zoekt jou, een boek over Rumi”

De Europese Unie is voor vrede en welvaart van alle mensen

Een goed functionerende en rechtvaardige rechtsstaat is een voorwaarde voor het bestrijden van opkomend fascisme in Europa.

Het is een unicum dat het Europees Parlement debatteert over de gevolgen van de Toeslagenaffaire in Nederland. D66 Parlementariër Samira Rafaela heeft het debat aangevraagd en Europa gevraagd mee te denken over de gevolgen van de Toeslagenaffaire voor de rechtsstaat. Dergelijke debatten dragen bij aan een nieuwe bestuurscultuur en brengt Europa dichter bij de mensen thuis.

Etniciteit 

De groep slachtoffers van de Toeslagenaffaire bestaat uit hardwerkende middenklassers met een etnisch vinkje. De slachtoffers zijn door discriminatoire algoritmes onterecht van fraude beschuldigd. Hierbij kregen ze geen kans om via een bezwaar- of beroep hun naam te zuiveren. Rechters toetsten vooral procedureel en keken niet of nauwelijks naar de gevolgen van de sancties. De gevolgen waren desastreus. De bedragen die werden teruggevorderd waren zo hoog dat mensen diep in de schulden terecht kwamen.

Non-discriminatie 

Het non-discriminatie beginsel staat verwoord in het verdrag van de Europese Unie. Er zijn diverse verdragsartikelen waar particulieren rechtstreeks een beroep op kunnen doen. Politici zoals Rafaëla erkennen door dit debat de discriminatie, het leed van de slachtoffers van de Toeslagenaffaire en de lacunes in de rechtsstaat. Zij neemt daarmee politieke verantwoordelijkheid voor het overheidsoptreden van Nederland.

Blijf de door de toeslagaffaire beschadigde mensen ondersteunen:

Sommige mensen zullen zeggen: Waarom de vuile was buiten hangen? Ja, uiteraard, de coalitiepartijen zullen deze actie niet leuk vinden. De Toeslagenaffaire is toch politiek afgehandeld? De betrokken politici zijn weliswaar afgetreden en hebben excuses gemaakt, maar de mensen die het aangaat ervaren nog steeds de gevolgen. Deze gevolgen van de Toeslagenaffaire zijn nog onvoldoende afgehandeld, erkend en of verwerkt en vriend Mark Rutte zit nog steeds op dezelfde plek.

Vingertje

Wat mij betreft zouden politici zich vaker kwetsbaarder moeten opstellen, want een kwetsbare houding geeft onze politici eerder een sterkere positie dan een zwakkere. Nederlandse politici kunnen daarna gemakkelijker met het vingertje naar andere landen wijzen, landen waar de rechtsstaat ook onder druk staat.

Europa in de media

Sommige mensen zullen zeggen: Waarom heeft dit uitzonderlijke debat een meerwaarde voor Nederland, er wordt toch niets wezenlijk mee gedaan?

De meerwaarde is dat het debat over de Toeslagenaffaire ervoor zorgt dat de Europese Unie direct in de mainstream media komt. Nu zien alle Nederlanders dat Europa meekijkt naar onze problemen met de rechtsstaat. De Europese Unie pakt een duidelijke rol in de media.

Het werk van de Europese Unie en de parlementariërs dient vaker op de Nederlandse voorpagina’s komen. Met een goede duiding waar Europa wel en niet over gaat. Europa gaat over onze democratische rechtsstaat, het gaat over non-discriminatie én na 70 jaar nog steeds over onze directe vrede en welvaart. 

Ik hoop dat de Nederlandse politici harder gaan lopen om de slachtoffers van de Toeslagenaffaire nog beter te erkennen en te laten begeleiden bij de opgelopen schade.

Stel de burger centraal?

Sommige mensen zullen zeggen: De Nederlandse en Europese politici hebben wel wat anders aan hun hoofd. Jazeker, we hebben meerdere sociale crises, zoals corona, het klimaat, de oorlog en de daaruit voortkomende energiecrisis. Uit de Europese aanpak blijkt dat de veiligheid en welvaart van de burger centraal staat.

In de Toeslagenaffaire stond de burger niet centraal, het beleid ondermijnde de rechtsstaat: falende rechtsbescherming, falende uitvoering door teveel bureaucratie bij overheid, het onvermogen van de belastingdienst om problemen van de individuen op te lossen. 

Maar er zijn meerdere onderliggende “fouten” in de wetgeving, die buiten de Toeslagenwetgeving liggen. Deze fouten liggen in wetten, die het kwetsbare mensen en ook de middenklasse gezinnen extreem moeilijk maakt om hun recht te halen, terwijl de “rijke” toplaag legaal belasting kan ontwijken. Hierdoor is er geen vertrouwen in de rechtvaardigheid van de overheid. 

Kijk naar het gebrek aan maatwerk in de Participatiewet, de schulden die administratief oneindig kunnen oplopen. Het is meer dan terecht dat meerdere aanpalende regelgeving (o.a. de Participatiewet, schuldhulpverlening) voortvarend herzien moet worden.

Rechtvaardigheid

De democratische rechtsstaat en het non-discriminatie beginsel zijn dé fundamenten van de Europese Unie. De EU is opgericht als juridische en economische oplossing tegen het fascisme en voor ieders welvaart. Dit verhaal is ook nu het weerwoord tegen extreem rechts en het populisme. We laten zien dat de nationale en Europese overheid zich inzet om mensen sociaal en economisch door de barre winter heen te slepen. Daarbij is een goed functionerende en rechtvaardige rechtsstaat een voorwaarde om het opkomend fascisme te bestrijden.

Maak voedselbanken overbodig

Het is goed nieuws dat de Volkskrant schrijft dat Minister Schouten de #bijstand wil versoepelen voor het ontvangen van giften of voor het ondersteunen van mantelzorgers, jongeren en kostendelers in de bijstand. Echter ze zegt nog niets over de achtergronden van o.a. de toeslagenaffaire en de daaruit voortkomende noodzaak van voedselbanken. De voedselbank is het meest mensonterende sociale zekerheidsinstituut van Nederland. De overheid is de eerst verantwoordelijke voor het voorzien in een menswaardig bestaan. Een liefdadigheidsinstelling zoals de voedselbank hoort wat mij betreft niet thuis in het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel.


Het is een goed voornemen van de minister dat er meer discretionaire bevoegdheden in de bijstandswet opgenomen worden. Een voorbeeld daarvan is dat bijstandsgerechtigden de mogelijkheid krijgen om giften of boodschappen te accepteren en dat daarbij geen harde grenzen gesteld worden. Iedereen is tenslotte anders en kan in een andere financiële situatie belanden. Maar wat als liefdadigheid de norm wordt?
De minister plaatst haar voornemens in het licht van noodsituaties. Mensen kunnen elkaar helpen in het kader van een persoonlijke crisis of bij het verlenen van mantelzorg. Het omzien naar andere mensen is een groot goed, maar bij het financieel ondersteunen van mensen ligt  de eerste verantwoordelijkheid bij de overheid. De overheid moet daarom álle wetten aanpakken die onnodige #schulden, dakloosheid en of bureaucratie in de hand werken.
De voedselbank kan alleen overbodig worden als de overheid niet alleen de bijstandswet herziet, maar integraal beleid opstelt waarbij het #vertrouwen in mensen centraal staat. #goodgovernance

Bij een nieuwe Participatiewet hoort ook een nieuwe uitvoeringsorganisatie.

De Participatiewet wordt eindelijk aangepast. De huidige wet bevat te veel strikte regels waardoor mensen van de wal in de sloot terecht komen. De wet houdt te weinig rekening met individuele omstandigheden. De aanpassing is hard nodig, maar een wet wijzigen en ook nog implementeren duurt erg lang. Daarom pleit ik ervoor om direct te starten met het flexibeler uitvoeren van de bestaande wet. Het Rijk moet juridisch en financiële ruimte bieden aan gemeenten. Het is nodig voor het welzijn van cliënten én voor de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie.

Lang wetgevingstraject

De analyses in de brief van Minister Schouten van 21 juni 20022 gaan over het aanpassen van de huidige Participatiewet. Dit is conform de uitgangspunten in het coalitieakkoord: eenvoud van regelgeving, de menselijke maat en uitvoerbaarheid. Goede punten, maar voordat deze wetgeving is geïmplementeerd zijn we 4 tot 10 jaar verder. 

De menselijke maat is niet meegenomen bij het maken van de wet

De drie functies van de Participatiewet, (participatie, controle en inkomensfunctie) zijn verschillende pijlers in de wet. De nadruk in de huidige wet ligt op de rechtmatigheid van de uitkering. Ook bij de participatie instrumenten wordt de korting op de uitkering ingezet als dwangmiddel bij het zoeken naar werk. In beide gevallen worden de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde nauwelijks meegewogen.

Een vangnetfunctie heeft van nature meer discretionaire bevoegdheden of kaderstellende regels, zo stelt ook de Minister in haar brief. De wetgever kan namelijk niet alle bijzondere persoonlijke situaties in de wetgeving opnemen. Terwijl de vangnetfunctie wel met persoonlijke omstandigheden rekening zou moeten houden. Deze persoonlijke omstandigheden vormen de basis van de menselijke maat uit het coalitieakkoord. De menselijke maat is bij het ontwerpen van de wet is verdwenen. De focus van de wetgever was toen geheel gericht op rechtmatigheidscontroles en de uitstroom naar werk.

Het functie profiel is gericht op controle

De focus op controle en op de uitstroomfunctie in de Participatiewet heeft een enorme impact gehad op de uitvoering. De medewerkers zijn jaren lang getraind op het strikt toepassen van de wet- en regelgeving . De doorsnee medewerkers zijn niet meer getraind op het doen van onderzoek naar persoonlijke omstandigheden ofwel het vertalen van het dossier naar de “menselijke maat”. De ondersteuning bij het werk zoeken, werd ook een controlerende taak. Daarnaast wordt de hardheidsclausule ook juridisch strikt uitgelegd en kan daardoor nauwelijks worden toegepast. Het functieprofiel van de professionals is daardoor niet meer gericht op het kijken naar de achtergrond van gedrag, maar op hoe wet- en regelgeving moet worden toegepast.

Regels verruimen

De brief van de minister gaat in op enkele concrete artikelen in de wet die grote gevolgen hebben als ze te strikt worden toegepast. Bijvoorbeeld bij de genoemde terugvorderingsregels, de wachttijd voor jongeren onder de 27 jaar, en het omgaan met giften. Hoe we omgaan met deze regels, moet direct worden aangepast. De professional moet onderbouwd kunnen afwijken van de regels, desnoods met een verruimde toepassing van de hardheidsclausule.

Andere professionaliteit inzetten

Mijn pleidooi is net zoals de Minister in haar brief zegt“ Professionals dienen waar mogelijk meer beslisruimte te krijgen in de uitvoering.”

Op een andere manier samenwerken met de cliënt en met alle andere betrokkenen kost veel tijd. Het vergt een ander onderzoek, een andere benadering van de cliënt (meedenken in plaats van de wettekst toepassen). De professionals zouden de ruimte moeten krijgen om te toetsen aan “directe en toekomstige inkomenszekerheid” zodat mensen een menswaardig bestaan kunnen leiden.

Ik pleit ervoor dat de overheid de “menselijke maat” direct invoert en gemeenten daarbij ondersteunt met extra geld voor het starten van pilots, het omvormen van het beleid en het trainen van de professionals.

Mijn visie is dat de menselijke maat op de lange duur geld oplevert voor de maatschappij. Minder stress, minder zorgkosten en meer energie om aan het werk te gaan bij zowel cliënt als uitvoerder.


World-Wide-Web-dag.

1 augustus is het World-Wide-Web-dag.

Morgen 1 augustus is het World-Wide-Web-dag.

Morgen 1 augustus is het World-Wide-Web-dag. De wereld kan inmiddels niet meer zonder het web. Het web is niet meer een plek voor toegankelijke kennis en informatie, maar een plek van nieuwsfuiken en misinformatie. We moeten er het beste van maken en leren omgaan met schadelijke bijeffecten. Een goed voorbeeld van een andere orde is o.a.:

In mijn wijk willen de bewoners de restwarmte van het datacentrum in Amsterdam gebruiken om van het gas af te komen.

Het is een hele klus, maar ik hoop dat het lukt. Ik doe mee.

Bagdad als bakermat van onze wetenschap

Bureau Buitenland heeft een podcastserie over droomreizen.

https://www.vpro.nl/programmas/bureau-buitenland/speel~PREPR_VPRO_16562137~bureau-buitenland-droomreizen-22-koert-debeuf-een-rondleiding-door-het-huis-der-wijsheid-in-bagdad~.html

In deze podcast van de VPRO neemt historicus Koert Debeuf ons mee naar het Bagdad van de negende eeuw. Op dat moment de grootste stad ter wereld.

Uit de toelichting van de VPRO: Debeuf kwam er tijdens zijn verblijf in het Midden-Oosten achter dat hij weinig tot niks wist van de bijdrages van de islamitische beschaving aan de Europese Renaissance. Toch gek voor een belezen historicus, dacht hij toen. Hij stuitte op een schatkist aan ideeën en wetenschappelijke vernieuwingen die daar de hele wereld over gingen. En daarom pleit hij ervoor dat de stad in hetzelfde rijtje moet als Athene, Rome en Firenze. Wij Europeanen moeten die geschiedenis leren kennen, want het is ook wat ons mede gevormd heeft.

Van mijn kant geeft ik een korte samenvatting met een paar voorbeelden uit de podcast die tot mijn verbeelding spreken.  

De stad Bagdad, wiskunde en wetenschap

Bagdad is in 762 gebouwd door een Kalief Mansoer die Bagdad het wereldcentrum van de wiskunde wilde maken. De stad is mede daarom in een cirkel gebouwd met een stadsmuur en vier poorten met vier wegen die exact in een rechte hoek naar het centrum leidde. Midden in het centrum staat een paleis met een gouden koepel.

Bagdad kende als een van de eerste steden papier en de Kalief stichtte ook de grootste bibliotheek ter wereld, Het huis van de Wijsheid. Hier werden alle werken van alle filosofische stromingen en religies ter wereld vertaald uit o.a. het Sanskriet, Perzisch en Grieks. Alle kennis uit de wereld kwam bij elkaar omdat Bagdad op de internationale handelsroutes zoals de Zijderoute naar China.  

In het kenniscentrum werden door de Kalief debatwedstrijden gehouden tussen Islamieten, Joden en Christenen. Het was een sport wie de beste argumenten had over een bepaald onderwerp.

Bagdad was in de 10de eeuw met 1 miljoen inwoners uitgegroeid tot de grootste stad van de wereld.

Griekse en Arabische filosofie

Debeuf noemt  twee Arabische filosofen die grote invloed hebben gehad op de westerse filosofie en wetenschap.

De eerste is Al-Khwarizmi en heeft het wiskundige gelijkheidsteken uitgevonden. Hij is daarmee de grondlegger van de Algebra geworden en de met deze kennis kunnen nu computergestuurde berekeningen worden uitgevoerd.

De tweede is de filosoof Al-Farabi. Hij is seculier en heeft voortgebouwd op de Griekse filosofische ideeën van Plato. Het filosofische onderwerp wat Debeuf hierbij benoemt in de podcast is de opvatting dat religie het volk rustig moet houden. Een thema dat later terug komt.

Daarnaast heeft Al-Farabi standaardwerken over de geneeskunst geschreven en het begrip quarantaine geïntroduceerd.

De Griekse en alle andere kennis is door de Arabische filosofen vertaald en verbeterd en bewaard gebleven in Bagdad. Debeuf stelt daarom dat de eerste renaissance in Bagdad heeft plaatsgevonden.

Arabische kennis komt in Europa

Helaas is Bagdad totaal verwoest en uitgemoord in 1258 door de Mongolen. Bij deze slag zijn alle boeken in de Tigris gegooid en is alle gecentraliseerde kennis vernietigd. Debeuf vraagt zich af waarom wij deze geschiedenis niet meer kennen?  De Arabische filosofen waren bekend in de 16de eeuw bij o.a. Hornius en Vossius.

Echter de Arabische invloeden zijn verdwenen doordat o.a. Kant en Hegel in de 18de eeuw vonden dat de filosofie Europees, Grieks en Christelijk moest zijn.  Ook in 19de  eeuw zijn de Arabische seculiere filosofen verder uit het zicht verdwenen vanwege de nationalistische en christelijke visie op de filosofie.

De kennis van Bagdad is over de hele wereld verspreid en via via in Andalusië terecht gekomen. Als gevolg van de christelijke verovering van Andalusië is de kennis opnieuw in Europa terecht gekomen en kon de Europese renaissance beginnen in Firenze. Filosofen zoals o.a. Machiavelli en Jean Jacques Rousseau zijn verder gegaan met de ideeën van de Arabische wetenschappers.

In de huidige Arabisch wereld kent men te weinig deze benadering van de geschiedenis. Dit komt doordat het onderwijs net als in Europa in de 18de en 19de eeuw ook geschoeid was op de religieuze en nationalistische belangen van de autoritaire regimes.

Europa zou de ontwikkelingen in het Midden Oosten kunnen ondersteunen door de invloed van deze Arabische geschiedenis op de wereld verder te onderzoeken. Hiermee kan een ander verhaal geschetst worden over het Midden-Oosten. Een verhaal van religieuze tolerantie en wetenschap in plaats van een verhaal van religieus- en macht gerelateerd geweld.

Het Songfestival als internationaal platform voor nationaal cultureel erfgoed

De UNESCO is een aan de Verenigde Naties gelieerde organisatie die zich bezig houdt met het herkennen en beschermen van cultureel erfgoed. Het songfestival is sinds de start in 1956 een evenement geweest waar landen voorbeelden van hun eigen culturele erfgoed kunnen laten zien. Met 65 jaar Eurovisie Songfestivalgeschiedenis en de plaats die het festival is gaan innemen zou de stelling verdedigd kunnen worden dat het Eurovisie Songfestival als evenement zelf erkenning verdient als waardevol immaterieel erfgoed. Een eerdere versie van dit artikel is gepubliceerd in het Eurovision Artists magazine.

Geschiedenis van het festival 

Het Eurovisie Songfestival is sinds de eerste editie in 1956 een platform voor de publieke omroepen in en rond Europa om muziek te laten horen die als positieve cultuurdrager mensen verbindt met elkaar en daardoor bijdraagt aan tolerantie en respect voor verschillende volkeren.

In 1950 is de European Broadcast Union (EBU), verantwoordelijk voor de organisatie van het festival,  opgericht met als doel de samenwerking tussen de publieke omroepen in en rond Europa te bevorderen. Omroepen die lid van de EBU willen worden moesten gevestigd zijn in een land dat ligt binnen het Europese omroepgebied zoals gedefinieerd door de Internationale

Telecommunicatie Unie, welke een onderdeel is van de Verenigde Naties en de landen moesten daar ook lid van zijn. Later is het EBU lidmaatschap ook opengesteld voor omroepen uit landen die buiten dit gebied liggen, maar wel lid zijn van de Raad van Europa,  een orgaan met als belangrijk doel het bevorderen van democratie en eenheid tussen de lidstaten, met name door het sluiten van onderlinge verdragen, waarvan het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) de belangrijkste is.

De laatste jaren bevat het reglement ook de mogelijkheid om omroepen uit landen die geen lid zijn van de EBU uit te nodigen, een uitnodiging die tot nu toe alleen aan de Australische omroep SBS is gedaan.   

In januari 1955 werd het idee voor het songfestival gelanceerd door een commissie van de EBU, onder leiding van de Zwitser Marcel Bezençon. Doel van de commissie was na te denken over nieuwe ideeën voor internationale
televisie-uitzendingen. Deze zouden bij moeten dragen aan de ontwikkeling van het toen nog jonge medium televisie, het testen van technieken rond rechtstreekse uitzendingen en aan
internationale samenwerking daarbij.

De eerste rechtstreekse uitzendingen via het Eurovisie netwerk waren de kroning van koningin Elizabeth in 1953 en het wereldkampioenschap  voetbal in 1954 en een nieuw tijdperk startte voor het verslaan van grote gebeurtenissen en evenementen.  Door niet op dergelijke events te wachten, maar één keer per jaar een grote show te organiseren zouden nieuwe technieken kunnen worden ontwikkeld en kennis op peil gehouden worden. Door, geïnspireerd door het Italiaanse festival van Sanremo, te kiezen voor een songfestival, werden de uitzendingen niet  alleen een vorm van technische samenwerking op televisiegebied, maar ook een onderlinge uitwisseling van cultuur en een stimulans voor musici, componisten en tekstschrijvers om middels een internationale competitie het beste van zichzelf te laten zien.

Tijdgeest na WOII

Volgens Eurovision deskundige dr. Irving Wolther zijn de ingezonden nummers vaak in lijn geweest met de tijdgeest.  In de vijftiger jaren was het veelal populaire muziek gebaseerd op romantische easy listening nummers uit de jaren dertig en veertig uit Amerika.  Slechts een klein deel bestond uit het modernere rock-‘n-roll, zoals het Duitse  “So geht das jede Nacht” in 1956, maar dit heeft er ook mee te maken dat dit genre slechts gedurende een korte tijd echt populair was.

Dat dit lied uit Duitsland kwam is geen toeval. Het land wilde laten zien dat ze het verleden had achtergelaten en kopieerde veel modernere muziekstijlen uit het nieuwe tijdperk. Ook de Franse chanson werd in Duitsland geïntroduceerd, alhoewel met het Duitse Chanson een ander genre werd gecreëerd dan het chanson uit Frankrijk.  De traditionele Duitse schlagers werden teveel geassocieerd met de propaganda uit de oorlogsjaren. 

Taal als cultuurdrager

Op het songfestival werden en worden veel inheemse en uitheemse talen en dialecten gezongen, Van Swahili, Creools en Tahitiaans tot Gaelisch, Bretons en Corsicaans.  Ook klonk het Oedmoerts, Samogitaans, Voro, Krim-Tartaars en lokale talen of dialecten uit Napels en Wenen.

In de beginjaren was het geen officiële regel, maar wel gebruikelijk dat in de eigen landstaal werd gezongen. In 1965 zong Ingvar Wixell, voor Zweden met het lied “Absent friend “ voor het eerst in het Engels in plaats van de eigen landstaal Zweeds.  Daarna is de regel ingevoerd dat ieder deelnemend land in de eigen taal moest zingen. In de periode 1973 tot en met 1976 was de taalkeuze vrij, daarna werd de taalregel weer ingevoerd.  Sinds 1999 is de keuze weer vrij. 

Taal is een grote drager van de cultuur, maar dans, muziek en podiumkunsten zijn ook een uiting van nationale culturele tradities en de EBU wilde niet langer voorschrijven in welke taal een land zich zou moeten presenteren. Er zijn ook geen restricties door de EBU gesteld aan de nationaliteit van de artiesten.  We hadden anders geen winnares als Celine Dion gehad en de onverbeterlijke Turkse zanger Serhat had in 2016 en 2019 geen deelnemer kunnen zijn voor San Marino.

Het Oedmoerts kreeg bekendheid door het songfestival van 2012. Rusland zond de Buranovskiye Babushki naar het evenement, de zes oma’s in traditionele klederdracht die deels in het Russisch, deels in het Oedmoerts en een klein beetje in het Engels zongen en met “Party for everybody” een tweede plaats in de finale bereikten.  En hoewel het Oedmoerts op het songfestival de ruimte kreeg, wordt het inmiddels als een bedreigde taal gezien in Rusland, mede  als gevolg van een wetsvoorstel uit 2019 op grond waarvan verplicht onderwijs in minderheidstalen is afgeschaft. 

De vraag in welke taal gezongen moest worden leidde ook tot conflicten. In 1968 wilde de Catalaanse zanger Joan Manuel Serrat zijn lied “La, la, la”, dat door Spanje gekozen voor het Eurovisie Songfestival van dat jaar in de eigen Catalaanse taal te zingen en zo laten zien dat er in Spanje meerdere talen worden gesproken. Het regime van Franco wilde juist het Spaans als eenheidstaal voor alle Spaanse regio’s bevorderen. De Spaanse omroep koos uiteindelijk voor een andere uitvoerder, zangeres Massiel, die de Spaanstalige versie voor haar rekening zou nemen en daarmee het festival won. Spanje heeft ook nadien nooit voor het Catalaans gkozen, wel zijn er Catalaanstalige inzendingen vanuit het Catalaanstalige Andorra, dat debuteerde in 2004, dus na het loslaten van de taalregel, maar wel steeds heeft gekozen voor inzendingen die deels of in zijn geheel in de eigen taal zijn gezongen.

Flamenco, Fado & Joik
Liedjes die voor het songfestival worden gekozen worden geacht het inzendende land te vertegenwoordigen en de publieke omroepen die voor de keuze verantwoordelijk zijn kiezen er soms bewust voor iets te laten zien van de eigen  traditionele nationale muziekcultuur. De UNESCO houdt  een lijst bij met erkend waardevol immaterieel cultureel erfgoed van de mensheid.  Een aantal landen is trots op de al dan niet erkende status van hun muziektraditie en heeft hun erfgoed een plek gegeven op het songfestivalpodium. Een keuze voor traditionele muziek levert soms festivalsucces op, maar is daar bepaald geen garantie voor.

Nederland heeft in 2010 een typisch Nederlandse culturele bijdrage ingezonden door Sieneke met het door Pierre Kartner geschreven lied “Ik ben verliefd (sha-la-lie)” naar Oslo te sturen met een draaiorgel als Nederlandse culturele uiting.  Deze muziek past goed bij Sieneke’s op Nederland georiënteerde artiestenprofiel. Draaiorgelmuziek is sinds 2019 door de UNESCO erkend als immaterieel nationaal erfgoed. Maar voor een goed resultaat op het festival had de TROS beter een andere versie van het nummer kunnen insturen dat internationaal gezien beter in het gehoor ligt.

Flamenco is een genre dat sinds 2010 is erkend is als immaterieel erfgoed van Spanje.  Deze stijl was al in 1983 op het songfestival te zien en te horen in de bijdrage van Remedios Amaya. De muziekvorm heeft diverse culturele invloeden van het Arabisch, Sefardisch, Andalusisch en er zijn varianten die gebaseerd zijn op muziek van de Spaanse Roma. De flamencomuziek kenmerkt zich door uitbundige muzikale versieringen en het sterke ritme binnen een twaalftelsysteem. Het lied “¿Quién maneja mi barca?” (“Wie bestuurt mijn boot?”) kreeg 0 punten.

Toen de Klapamuziek, een traditionele vorm van harmonieuze samenzang door een groep mannen, doorgaans acapella gezongen, in 2012 erkend werd als immaterieel erfgoed, heeft Kroatisch omroep HRT het daaropvolgende jaar een lied ingezonden dat op deze traditionele muziek gebaseerd was.  Het lied “Mižerja”  (“Narigheid”) werd uitgevoerd door de groep Klapa s Mora en bleef steken op een 13e plaats in de halve finale.

De Ethno-Jazz Band Iriao uit Georgië werd in 2018 achttiende en laatste in de halve finale met een lied dat gezongen werd in een Georgische polyfone zangstijl, erkend door de Unesco als immaterieel erfgoed.  Het lied “For you” is echter helemaal niet slecht en dit muzikale pareltje bungelde onterecht onder aan de uitslagenlijst. Een belangrijk kenmerk van Georgische polyfone zang is dat er met drie gelijkwaardige  stemmen wordt gezongen, die samen een geheel vormen. Meer informatie over de Georgische polyfone zang is te vinden in het artikel “De muziekles”. 

Een meer bekende muziekstijl  is de Fado.  Fado is sinds 2011 als immaterieel erfgoed erkend. Fado is het bezingen van het noodlot, meestal uitgevoerd door een zangeres met een Portugese guitarra. Een fado wordt pas echt als een succes gezien als het publiek tot tranen geroerd is. Fado wordt als muziekstijl steeds ruimer opgevat en een fadista kan inmiddels met allerlei instrumenten aan de slag. Zo kan het winnende lied van Salvador Sobral in 2017, “Amar pelos dois” (“Liefde voor beiden”) worden gekenmerkt als fado. Het inzenden van een op  “immaterieel erfgoed” gebaseerd nummer hoeft dus niet een hopeloze zaak te zijn en kan ook leiden tot een positieve uitschieter op je  scorelijst.

De joik is nog niet officieel erkend als immaterieel erfgoed, maar zou dat wel kunnen worden.  In 2019 zond Noorwegen de groep KEiiNO met het lied “Spirit in the sky” naar het songfestival, waarin de joik klinkt. Het lied kreeg de meeste stemmen in de televoting, maar werd in de totaaltelling slechts zesde door de relatief lage waardering van de jury’s. De Joik is de traditionele muziek van de Sami. Een joik gaat over de essentie van hetgeen dat of degene die bezongen wordt. Een joik wordt niet óver iets of iemand gezongen, maar een joik wordt naar iemand of iets toe gezongen. “Spirit in the sky” is een prachtig lied met een opwekkende boodschap over vrijheid en erkenning en bevat onder meer de tekst “zij noemen ons niemand” en even verderop de tekst “Mijn naam is vrijheid” en de keuze van dit nummer door Noorwegen en het succes hiervan op het songfestival heeft een positieve impact gehad op de culturele erkenning van de Sami in Noorwegen.

Het beste van je land

Sommige landen kiezen voor andere methoden om het beste van het eigen land te laten zien. Zo koos Azerbeidzjan ervoor om liedschrijvers uit diverse andere landen in te huren om een lied te schrijven dat goed in het gehoor zou liggen en de kans op succes te vergroten om vervolgens, na songfestivalwinst, het festival te gebruiken ter promotie van het eigen land. De eerste drie inzendingen van het land leverden een top tien notering op en in 2011 lukte het en won Azerbeidzjan het festival met het lied “Running Scared”, uitgevoerd door Ell en Nikki , waarin niets aan het toeval werd overgelaten. De tekst was inhoudelijk erg zwak, maar eenvoudig , toegankelijk en goed uitgevoerd. En als gastland konden ze aspecten van de eigen cultuur laten zien aan de bezoekende journalisten en in de postcards die tijdens het festival werden uitgezonden.

Het gebruik van het festival als trekpleister voor toeristen en promotie van de eigen culturele tradities gebeurt vaker. Zo kregen geaccrediteerde journalisten in Portugal een goodybag met daarin een telefoonoplader waarop een guitarro was afgebeeld als symbool van de Portugese fadomuziek.

Het is ook nog mogelijk om in de tekst van een lied het eigen land of eigen culturele tradities te promoten. Zo stuurde Servië in 2010 een lied in met een wat speelse tekst waarin Belgrado als meest begeerlijke stad van de Balkan werd neergezet.

Wit-Rusland zond in 2011 een lied naar het festival waarvan de titel “I love Belarus” (“Ik hou van Wit-Rusland”) geen misverstand liet bestaan over de boodschap van de tekst. Moldavië bezong in 2009 in “Hora din Moldova” de Moldavische rondedans en in 1959 jodelde Ferdy Graf namens Oostenrijk dat de ware “Kalypso” uit Wenen komt.  En al in het eerste songfestivallied dat op het eerste songfestival ten gehore werd gebracht, werd gezongen over de vogels van Holland, die in eigen land het mooist zingen omdat het daar zo goed toeven is.

Nederland heeft net als het Midden-Oosten een basisinkomen nodig.

Lidwien van Langen is afgestudeerd als Arbeid & Sociaal Zekerheidswetenschapper en heeft maatschappelijk interesse in het Midden-Oosten.

In Rana Jawad’s  boek “Social Policy in the Middle East and North Africa”[1] wordt gepleit voor invoering van een basisinkomen. In dit blog wordt de vraag beantwoord of de argumenten die worden aangevoerd voor de invoering van een basisinkomen in de landen in de MENA-regio (Midden Oosten en Noord Afrika) ook gelden voor Nederland en waarom?

In het blog worden de volgende vragen gesteld?: 

  • Welke een rol heeft het basisinkomen binnen het sociale zekerheidssysteem?
  • Draagt het basisinkomen bij aan een hogere bestaanszekerheid? en
  • Draagt het basisinkomen bij aan een inclusiever sociale zekerheidssysteem?

Aan de hand van sociaal economische ontwikkelingen in de MENA-regio en Nederland  blijkt dat in beide regio’s een noodzaak is voor een inclusievere sociale zekerheidssysteem, maar dat er politieke samenwerking nodig is het te realiseren.

  1. Welke rol heeft het basisinkomen binnen het sociale zekerheidssysteem

Het pleidooi voor een basisinkomen als voorziening voor bestaanszekerheid wordt onderschreven door diverse internationale organisaties[2]. De Verenigde Naties betogen dat het eerste Duurzame Ontwikkelingsdoel meer inhoudt dan alleen het opheffen van extreme armoede “Zo is er bepaald dat alle landen zich moeten inzetten voor betere systemen op het gebied van sociale zekerheid.” Een basisinkomen kan verschillende vormen aannemen binnen het systeem. De meest robuuste vorm van een basisinkomen is een onvoorwaardelijk basisinkomen; alle burgers ontvangen, zonder restricties, een voldoende hoog inkomen om van te leven. De minst verstrekkende vorm is een voorziening voor alle inwoners naar behoefte, waarbij een aanvulling wordt geboden aan inwoners die dreigen onder het bestaansminimum te komen.

In de meeste landen in de MENA-regio speelt de staat slechts een zeer beperkte rol als het gaat om sociaal beleid en voor zover er sociale voorzieningen zijn komen deze veelal van  NGO’s, charitatieve en religieuze organisaties. Er bestaat in deze regio een minder coherent systeem voor sociale zekerheid dan in Nederland. Jana Rawad geeft aan dat het sociale stelsel donor-afhankelijk is: “As the UNDP Arab human develop report noted a decade ago, Arab countries are richer than they are developed.  It is also the case that the policy agenda of this region is heavily donor dependant, both of funding and in agenda setting and leading to an emphasis on residual forms of social policy”[3]. In de MENA regio kan invoering van een  basisinkomen er aan bijdragen dat alle ingezetenen van een bestaanszekerheid  worden voorzien, waardoor ze minder afhankelijk zijn van liefdadigheid.

In Nederland is de welvaartsstaat na de Tweede Wereldoorlog ontstaan via het tripartiet overleg van werknemers, werkgevers en overheid. In het stelsel spelen de verschillende levensbeschouwelijke stromingen een rol bij de uitvoering van de welvaartsstaat. De basis van de welvaartsstaat bestaat uit werkloosheid-, ziekte- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor werknemers. Het sluitstuk van de welvaartsstaat is de bijstandswet, een voorziening naar behoefte. In het Nederlandse systeem zou de bijstandsvoorziening met minder restricties de rol van het basisinkomen kunnen innemen.

2. Draagt het basisinkomen bij aan een hoger niveau voor bestaanszekerheid?   

Het sociale systeem berust in de MENA-regio voornamelijk liefdadigheid.  Echter liefdadigheid geeft geen zekerheid of onafhankelijkheid. Een basisinkomen voor alle betrokkene is dan het eerste stap, waarvoor maatschappelijk draagvlak en een betrouwbare overheid de voorwaarden zijn.

In Nederland bestaat geen algemeen onvoorwaardelijk basisinkomen, maar wel een bijstandsvoorziening naar behoefte voor elke burger. De bijstandswet heet nu de Participatiewet en is diverse malen gewijzigd met het doel om mensen beter aan hun arbeidsverplichtingen te laten voldoen. Er zijn meer verplichtingen, terwijl de rechten beperkter zijn geworden.

De huidige wetstekst is dogmatisch en bevat weinig discretionaire bevoegdheden voor maatwerk naar behoefte. Naast de basisuitkering zijn er meerdere toeslagen nodig om tot het wettelijke sociale minimum te komen voor o.a. kinderen, huur, zorg en enkel lokale aanvullingen. Alle toeslagen dienen bij verschillende instanties te worden aangevraagd, wat het systeem onnodig bureaucratisch maakt.  Het Nibud stelt dat het sociaal minimum sowieso te laag is om volwaardig van te leven[4]. De bestaanszekerheid staat onder druk door bureaucratie en de beperkte mogelijkheden om maatwerk te verlenen aan vaak kwetsbare mensen in specifieke omstandigheden.  Het vervangen de  bijstand zonder toeslagendoor een basisinkomen maakt het systeem minder ingewikkeld, beter toegankelijk waardoor het een hoger niveau van bestaanszekerheid garandeert. 

3. Draagt het basisinkomen bij aan een inclusievere sociale zekerheid

Een inclusief sociale zekerheidstelsel betekent dat iedere groep dezelfde rechten heeft.  Het betreft hier de toegang tot het geheel van sociale voorzieningen die leiden tot inkomenszekerheid.

Veel van de sociale voorzieningen in de MENA-landen waren gericht op werknemers in overheidsdienst[5]. De staat stond borg voor de behoefte van een grote groep loyale werknemers. De garanties die aan overheidsdienaren werd geboden, bood ook de kans aan de machthebbers om groepen mensen politiek aan zich te binden door hen een functie binnen het overheidsapparaat aan te bieden. Op dit moment is het niet meer betaalbaar om de grootste en invloedrijkste groepen op deze manier te binden aan de staat. In de MENA zijn grote veranderingen te zien in de bevolkingsgroei. Veel jongeren zijn toegetreden tot de arbeidsmarkt maar hebben geen voet aan de grond gekregen binnen het sociale zekerheidsstelsel. Het zijn vaak de jongeren die geen perspectief zien voor een baan of verbetering van de omstandigheden.  Daarnaast heeft de MENA te maken met vluchtelingen en Internal Displaced Persons (IDP’s).  De overheid heeft daar geen antwoord op en het gevolg hiervan is dat NGO’s  de sociale behoefte opvangen met noodhulp in plaats van een structureel en inclusieve sociale voorzieningen. Een systeem dat perspectief biedt aan jongeren, vluchtelingen en IDP’s.

Hiermee is een groot verschil ontstaan in inkomenszekerheid tussen de elites en de nieuwe groepen op de arbeidsmarkt. Het frustreert mensen als de overheid corrupt is en discrimineert. Niet extremere armoede, maar het gebrek aan perspectief, gelijkwaardigheid en een betrouwbare overheid die er voor alle burgers is, zijn oorzaken van opstanden van de Arabische lente geweest.[6]

Het Nederlandse socialezekerheidsysteem is na de Tweede Wereldoorlog tot eind jaren zeventig flink uitgebreid. Het doel was de werknemers te verzekeren van inkomen gerelateerde uitkering. Dit stelsel is in de jaren 80  deels afgebouwd omdat de verhouding actieven en inactieven uit balans dreigde te raken. Het beleid werd meer gericht op kostenbesparing en het vergroten van de deelname aan de arbeidsmarkt.

Na 1980 zijn veel nieuwe groepen toegetreden tot de arbeidsmarkt, maar dit zijn geen voltijdswerknemers, maar vrouwen, flexwerkers, jongeren en zelfstandigen. De  werknemersverzekeringen bieden voor deze groepen geen bestaanszekerheid[7]. Jongeren vinden niet gemakkelijk een vaste baan wegens de flexibiliserende arbeidsmarkt. Vrouwen nemen deel aan het arbeidsproces, maar vaak in deeltijd. Ondanks de behoefte aan een hogere arbeidsparticipatie is kinderopvang geen vanzelfsprekende voorziening. In 1989 is de kinderopvang pas gestart en gebaseerd op bijdragen van overheid, werkgevers en werknemers. De  inkomensafhankelijke fiscale toeslag is in 2014 ingevoerd[8].

In Nederland en in de MENA is te zien dat het stelsel dat voorheen gericht was op bepaalde groepen werknemers onvoldoende soelaas biedt voor de nieuwe doelgroepen op de arbeidsmarkt. In de MENA regio kunnen we stellen dat autoritaire regimes niet gericht zijn op inclusiviteit, maar op machtsbehoud van de oude elites in overheidsdienst. Deze strategie is niet meer houdbaar en er is sociale onrust ontstaan. In Nederland bestaat er mede gebrek aan inclusiviteit doordat de politiek wel propageert dat er een grotere arbeidsmarkt deelname nodig is, maar gepaste ondersteuning voor nieuwe groepen, bijvoorbeeld door middel van regelingen voor o.a. kinderopvang, niet of onvoldoende van de grond komt. Er is een nieuwe contract nodig voor participatie en sociale bescherming.

4. Een integraal systeem van voorzieningen?

De belangrijkste onderliggende waarden van sociale voorzieningen zijn  solidariteit en wederkerigheid. Alleen met een systeem voor sociale zekerheid zijn we er nog niet. Een goed stelsel  bestaat niet alleen uit inkomensoverdrachten, maar ook uit toegang tot andere voorzieningen. Hierbij is het hebben van gelijke rechten en het kunnen vertrouwen op de overheid noodzakelijk.

Burgers hebben geen gelijke  toegang  tot ziekenzorg, een woning, of water- en energievoorziening. De recente protesten in de MENA tegen corruptie, komen voort uit ongenoegen over de beperkte toegang tot deze voorzieningen. Daar komt bij dat voedselzekerheid en toegankelijke energie- en watervoorzieningen worden bedreigd door de veranderen van het klimaat en te weinig wordt gedaan om deze dreiging weg te nemen.

Alhoewel in Nederland de arbeidsparticipatie moet worden verhoogd, komt ook hier discriminatie van vrouwen, migranten en uitkeringsgerechtigden voor, waardoor  indirect de toegang tot de arbeidsmarkt voor hen wordt ontmoedigd.

Er zijn drie voorbeelden:

  • Het (mannelijk) kostwinnerschap is door de christendemocraten langdurig verdedigd en tot het eind van de eeuwwisseling verwerkt in allerlei fiscale regelingen.[9]
  • Voor de vergroting van het draagvlak voor de welvaartsstaat is de nadruk komen te liggen op fraudebestrijding.  De Nederlandse staat is daarin te ver gegaan, onder meer door uitkeringsgerechtigden sneller te beboeten en hogere boetes op te leggen dan aan  gewone belastingbetalers die gelijkwaardige delicten plegen.[10]
  • De Nederlands overheid is ook niet betrouwbaar gebleken bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. Op kafkaëske wijze werd fraude verondersteld bij goedwillende burgers en werden mensen met een tweede nationaliteit in de door de belastingdienst gebruikte algoritmes anders beoordeeld dan mensen met alleen een Nederlandse nationaliteit. Degenen die werden verdacht van fraude, ook als dat onterecht was, werden gedwongen  alle ontvangen toeslagen  terug te betalen. De torenhoge schulden die hierdoor ontstonden zorgden voor ongekend leed.[11] Dit werd een ongekend schandaal in de Nederlandse geschiedenis, die ging over gebrek aan rechtszekerheid, menselijkheid en een discriminerende overheid.

Conclusie

Het basisinkomen als waardenbegrip

Het basisinkomen als concept is niet de enige oplossing voor het verbeteren van de bestaanszekerheid, maar de onderliggende waarden van het basisinkomen zijn essentieel voor het vormen van nieuwe sociale voorzieningen. Er is maatschappelijke solidariteit nodig, gelijkwaardigheid, sociale rechtvaardigheid en het vertrouwen in de overheid als neutrale partij. Deze waarden zijn zowel in de MENA regio als in Nederland  geschonden en in de MENA regio was dit mede de oorzaak van de opstanden van de Arabische lente.[12]

Een inclusief en integraal systeem

De MENA regio heeft behoefte aan een inclusieve overheid die zich richt op de sociale behoefte van alle burgers. Echter om sociale onrust te voorkomen zullen de autoriteiten moeten inzien dat alle  burgers toegang tot sociale voorzieningen nodig hebben.

Ook in  Nederland is een nieuw contract nodig om sociaal beleid inclusiever te maken. Afgelopen tijd is de Nederlandse overheid repressiever geworden voor uitkeringsgerechtigden, vaak kwetsbare mensen en voor nieuwe werknemers op de arbeidsmarkt.

In de MENA en in Nederland zijn veel  nieuw toetreders op de arbeidsmarkt die afhankelijk zijn van de bijstand naar behoefte dan wel liefdadigheid. Deze voorziening is in beide regio’s te karig van opzet en niet goed ondersteund met aanvullend sociaal beleid.

Het instellen van algemene toegankelijke voorzieningen in de MENA zou een aanjager kunnen zijn van democratiseringsprocessen. In Nederland zijn er barsten in de democratie te zien door de onheuse behandeling van uitkeringsgerechtigden en kwetsbare mensen op de arbeidsmarkt en kan een beter systeem van sociale zekerheid bijdragen aan het herstellen het vertrouwen in de overheid.

In een samenleving waar politieke elites, de multinationals of enkele zeer rijke mensen de politiek steeds meer beïnvloeden staan de sociale rechten van gewone burgers onder druk. Dit trend is zichtbaar in Nederland en elders in de wereld. Er is een wereldwijde noodzaak voor nieuwe sociale contracten tussen staat en samenleving.


[1] Rana Jawad and Nicola Jones, Social Policy in the Middle East and North Africa , The New Social Protection Paradigm and Universal Coverage, 2020 Edgar Publishers

[2] ILO and World Bank: A joint mission and plan of action: Universal social protection to ensure no one is left behind. (Zelenev 2015).

[3] http://www.social-policy.org.uk/50-for-50/social-policy-mena/

[4] https://nos.nl/artikel/2354890-bijstand-en-minimumjeugdloon-veel-te-laag-bedragen-niet-van-deze-tijd.html

[5] Jawad  pag 36

[6] Jawad/Bergh, pag. 2020.

[7] Onder het SDG doel 1 vallen ook fiscale voorzieningen zoals toeslagen

[8] https://www.canonsociaalwerk.eu/nl_jz/details.php?cps=28&canon_id=245

[9] https://www.wrr.nl/publicaties/verkenningen/2017/07/06/de-val-van-de-middenklasse

[10] https://www.nationaleombudsman.nl/system/files/bijlage/Rapport%202014-159%20Geen%20fraudeur%2C%20toch%20boete%20%28printversie%29_0.pdf pag. 26 De CRvB oordeelde allereerst dat het toepassen van het zwaardere sanctiestelsel zoals dat geldt na 1 januari 2013 op handelen of nalaten verricht voor 1 januari 2013 in strijd is met artikel 7, eerste lid, tweede zin, van het EVRM en artikel 15, eerste lid, tweede zin, van het IVBPR.

[11] Het kabinet is er terecht over gevallen en het vertrouwen in de overheid hierdoor nog lager dan voorheen. Alle gedupeerde hebben € 30.000 smartengeld gekregen. 

[12] Jawad/Bergh, pag. 2020.

Opinie: Laat ouders kinderen met een beperking weer echt kunnen verzorgen

https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/opinie-laat-ouders-kinderen-met-een-beperking-weer-echt-kunnen-verzorgen~be93ce94/

OPINIEOUDER-KINDRELATIE

Laat ouders van kinderen die in instellingen wonen, bijvoorbeeld omdat zij een verstandelijke beperking hebben, weer echt voor ze kunnen zorgen, betogen Kees Bezemer en Lidwien van Langen.Kees Bezemer en Lidwien van Langen19 mei 2020, 12:09

Vrijdagmiddagborrel bij de Stichting Pim in Dorst. In de tuin van de stichting zitten de jongeren, aan de andere kant van het traliehek de ouders. Beeld Arie Kievit

Medewerkers in de zorg vervullen een essentiële en niet onder te waarderen functie in de maatschappij, zo blijkt ook tijdens de huidige coronacrisis. Een deel van de zorg wordt vaak uitgevoerd door niet-professionele zorgverleners, bijvoorbeeld door ouders van kinderen die niet meer thuis wonen. Met het huidige rigoureuze beleid is het echter niet meer mogelijk om als ouder op bezoek te komen, of hooguit achter glas. Daardoor valt hun aandeel in de zorgverlening weg. Wij pleiten ervoor dat ouders van kinderen die in instellingen wonen niet langer als bezoeker worden gezien, maar als ouder en verzorger: hun rol is voor de kinderen minstens even essentieel als die van de zorgprofessional.

Instellingen zoals verpleeghuizen, die veelal te maken hebben met corona-uitbraken, hebben rigoureuze maatregelen genomen. Niemand anders dan het zorgpersoneel mag binnen komen en de gezamenlijke activiteiten worden beperkt of stopgezet. Veel kwetsbare doelgroepen lopen tegen de grenzen van de maatregelen aan. Wat als ouderen letterlijk wegkwijnen op hun kamertje, of als kinderen langer dan verantwoord hun ouders niet meer mogen ontmoeten?

Ook wij lopen tegen die grenzen van het beleid aan. Hoe kunnen we onze rol als ouder van een kind in een zorginstelling invullen? We voelden ons nooit een bezoeker als we bij onze autistische en verstandelijk beperkte zoon op de woongroep waren. Hij is daar thuis, en wij zijn dan thuis met hem en kunnen onze eigen rol als ouders invullen. Normaliter halen we hem geregeld op van school, puzzelen met hem, eten mee en brengen hem ’s avonds naar bed. We bespreken het beleid en de prioriteiten rond onze zoon met de begeleiders en andere professionals. We volgen met de betaalde begeleiders cursussen gebarentaal en doen soms mee met andere cursussen en trainingen over hoe je kinderen begeleidt in specifieke situaties. De positieve ontwikkeling en groei van onze zoon zijn te danken aan een goede afstemming van de professionele zorg op onze wensen en inzichten als ouders.

Beeldbellen

In het begin van de coronacrisis was het pijnlijk maar noodzakelijk dat alles op slot ging. De begeleiders van de groep vangen het fantastisch op en proberen er het beste van te maken door te beeldbellen, foto’s en filmpjes door te sturen en hem wat vaker te knuffelen.

Maar we zijn nu bijna twee maanden verder, al die tijd hebben we de adviezen van het RIVM zoveel mogelijk opgevolgd om de risico’s laag te houden en het gaat nu wel erg lang duren. De kinderen missen de ouders zichtbaar.

We lopen er tegen aan dat het beleid en de protocollen geen ruimte bieden voor ouders die niet als professional bij de instelling werken, maar wel als ouder en verzorger een essentiële rol hebben in de opvoeding, begeleiding en verzorging van de kinderen.

We begrijpen dat er op de instelling veel kwetsbare bewoners wonen en dat er afspraken nodig zijn om te zorgen dat risico’s beheersbaar blijven. Echter, een bezoekregeling waarbij 1,5 meter afstand bewaard moet worden of waarbij een glazen scheidingswand wordt opgetrokken, is niet werkbaar voor kinderen met een verstandelijke beperking en leidt waarschijnlijk alleen maar tot extra onrust en trauma’s.

Lichamelijk contact

De meeste van deze kinderen kunnen nauwelijks verbaal communiceren en zoeken heel sterk lichamelijk contact met de begeleiders – als wij bij hem zijn als ouders, dan is samen met mama en papa op de bank zitten met de iPad één van de belangrijkste activiteiten.

Ouders van kinderen in instellingen zijn niet alleen bezoekers, maar in de eerste plaats medeverzorgers. Dit dient bij het opstellen en het uitwerken van de coronamaatregelen het uitgangspunt te zijn.

Het is toch vreemd dat begeleiders alle normale (nabije) contacthandelingen mogen verrichten met ons kind en wij als ouders geen enkel fysiek contact meer mogen hebben?

Ook voor andere doelgroepen kan het nodig zijn om het begrip ‘huishouden’ te verruimen met enkele cruciale mantelzorgers of directe naasten. In overleg tussen de instellingen en deze betrokkenen kan dan bekeken worden hoe zij hun rol kunnen oppakken, met zo min mogelijk risico’s voor henzelf of voor anderen.

Voor ons komt het erop aan dat op korte termijn perspectief geboden wordt op herstel van een normale ouder-kindrelatie.

Kees Bezemer en Lidwien van Langen, ouders van Peter (15)